Abstract: Allianties spelen een steeds belangrijkere rol voor veel bedrijven. Ondanks de hoge faalpercentages van allianties slagen sommige bedrijven erin consequent hun concurrenten te verslaan als het gaat om het realiseren van alliantie succes. Eerder onderzoek toont aan dat deze bedrijven alliantievaardigheden hebben ontwikkeld. Echter, er is nog weinig bekend over hoe bedrijven alliantievaardigheden ontwikkelen en wat voor bouwstenen zij hiervoor gebruiken. Dus, om te verklaren hoe concurrentie heterogeniteit met betrekking allianties tot stand komt, is de centrale probleemstelling als volgt gedefinieerd: Hoe ontwikkelen bedrijven alliantievaardigheden? Om deze probleemstelling te beantwoorden worden drie thema’s behandeld. Ten eerste is het van belang te weten wat alliantievaardigheden zijn. Als er een duidelijker beeld geschetst kan worden ten aanzien van de elementen waaruit alliantievaardigheden bestaan, kan een empirisch analyse volgen. Ten tweede dient een beter inzicht gerealiseerd te worden ten aanzien van de invloed van micro niveau aspecten op alliantie succes. Dit wordt gedaan om beter te begrijpen hoe micro niveau aspecten alliantievaardigheden helpen ontwikkelen. Als laatste wordt er gekeken naar het alliantievaardigheden ontwikkelingsproces en wat de (sequentiele) relatie tussen belangrijke elementen van alliantievaardigheden is. Terwijl de eerste deelvraag op basis van inzicht uit eerder theoretisch en praktisch onderzoek wordt beantwoord, worden de laatste twee deelvragen op basis van empirisch onderzoek beantwoord. De analyses zijn verricht op basis van een diepgaande onderzoek naar zes belangrijke theorieen die regelmatig gebruikt worden voor alliantie onderzoek. Deze theorieen zijn: de resource-based theorie, dynamic capability theorie, competence-based theorie, evolutionaire economie, organisatie leren theorie en knowledge-based theorie. Aan de hand van het conceptueel theoretische model wordt duidelijk dat deze theorieen de essentiele elementen bevatten voor het beantwoorden van de probleemstelling. Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden, is een enquete gehouden onder verschillende bedrijven wereldwijd en werden expert interviews afgenomen. In totaal zijn 650 Vice-Presidenten voor allianties en alliantie managers aangeschreven met behulp van een dataset van de Assocation of Strategic Alliance Professionals (ASAP) en de Internet Society (ISOC). De uiteindelijke dataset bestond uit 192 deelnemende bedrijven. De resultaten geven de inzichten en percepties van de respondent uit het deelnemende bedrijf weer. De expert interviews zijn gehouden onder 12 experts met zowel een academisch (vijf in aantal) als praktische (zeven in aantal) achtergrond. Zij werden geselecteerd op basis van hun reputatie op het gebied van allianties en vaardighedenontwikkeling. De interviews werden gehouden om de resultaten van de studie te toetsen en de argumentatie te versterken. Op basis van de theoretische analyses werden alliantievaardigheden gedefinieerd als de bekwaamheid van een bedrijf om alliantie management kennis vast te leggen, te verspreiden, te internaliseren en toe te passen. Uit de theoretische analyse kwam eveneens naar voren dat ervaring met allianties, routines en interne bedrijfsmechanismen belangrijke concepten zijn als het gaat om alliantievaardighedenontwikkeling. Op basis van input van experts werd een lijst van dertig mechanismen samengesteld die mogelijk alliantievaardigheden helpen ontwikkelen. Deze lijst bestond uit functies (bv. alliantie managers, specialisten), instrumenten (bv. alliantie database, evaluaties), control en management processen (bv. beloningen en bonussen, succesmaatstaven) en externe partijen (bv. consultants, mediators). Vervolgens werd in hoofdstuk vier geanalyseerd of deze dertig mechanismen een invloed hebben op alliantie succes door weinig succesvolle en succesvolle bedrijven te vergelijken. De resultaten tonen aan dat succesvolle bedrijven de volgende elf mechanismen meer gebruiken dan weinig succesvolle bedrijven: alliantie database, Vice-President voor allianties, gebruik van intranet, gebruik van eigen kennis over nationale cultuur verschillen, alliantie manager, partner selectie programma, formele uitwisseling van alliantiekennis, gezamenlijke alliantie evaluatie, individuele alliantie evaluatie, alliantie succesmaatstaven en alliantie department. Op deze manier werd micro niveau inzicht gecreeerd in hoe bedrijven alliantievaardigheden ontwikkelen. Daarnaast is een exploratieve factor analyse uitgevoerd om inzicht te krijgen in mogelijke groepen van interne bedrijfsmechanismen of dimensies die een invloed kunnen hebben op alliantievaardighedenontwikkeling. De resultaten gaven weer dat bedrijven in onze dataset gebruik maken van twee groepen mechanismsen om Developing Alliance Capabilities 197 alliantievaardigheden te ontwikkelen: (1) organisatie niveau leermechanismen en (2) groepsniveau leermechanismen. Deze twee groepen van interne bedrijfsmechanismen vormen samen het construct voor alliantievaardighedenontwikkeling. De groep ‘organisatie niveau leermechanismen’ bestaat uit de volgende mechanismen: Vice-President voor allianties, alliantie manager, lokale alliantie manager, interne alliantie training, partner selectie programma, intranet, vergelijken van alliantie evaluaties, beloningen voor alliantie managers, formele uitwisseling van alliantiekennis en land-specifieke alliantie richtlijnen. De groep ‘groepsniveau leermechanismen’ bestaat uit: externe alliantie training, interculturele management training, alliantie best practices, cultuur programma en alliantie succesmaatstaven. Organisatie niveau leermechanismen zijn gericht op institutionalisatie van kennis en zorgen voornamelijk voor het inbedden van alliantiekennis in routines, systemen en structuren. Groepsniveau mechanismen, echter, zorgen vooral voor het delen van kennis tussen mensen, maar zijn minder gericht op het creeeren van organisatie-wijde inbedding van routines om allianties te managen. Door het gebruik van deze twee groepen te vergelijken bij bedrijven met verschillende niveaus van alliantie ervaring werd duidelijk dat bedrijven met weinig ervaring vooral gebruik maken van groepsniveau leermechanismen om alliantievaardigheden te ontwikkelen. Hoe meer ervaring bedrijven met allianties hebben, hoe meer ze organisatie niveau leermechanismen gebruiken om dit te doen. Vooral het gebruik van organisatie leernmechanismen had een sterk positief effect op alliantie succes. De empirische resultaten werden bevestigd door de inzichten die voortkwamen uit de expert interviews. De experts uit de praktijk gaven vrijwel allemaal aan dat in hun bedrijf alliantievaardigheden waren ontwikkeld volgens het volgende proces: in eerste instantie worden groepsniveau leermechanismen gebruikt om kennis uit individuele allianties te destilleren en te verspreiden. Daarna worden vooral organisatieniveau leermechanismen gebruikt om deze kennis te institutionaliseren. Mede op basis van dit construct werd in hoofdstuk zes de relatie tussen de belangrijkste concepten (alliantie ervaring, routines, interne bedrijfsmechanismen en alliantie succes) onderzocht. De resultaten tonen aan (op 10% niveau) dat bedrijven alliantievaardigheden ontwikkelen door alliantie ervaring te verspreiden via interne bedrijfsmechanismen. Eveneens blijkt dat, ondanks de medierende rol die alliantievaardigheden spelen tussen alliantie ervaring en succes, alliantie ervaring op zich ook een positief significante invloed op alliantie succes heeft. Dit geeft aan dat het effect van interne bedrijfsmechanismen op alliantie succes het grootst is als de verspreide kennis relatief nieuw is. Dit inzicht is van belang daar het op micro niveau aantoont hoe bedrijven alliantievaardigheden ontwikkelen en wat voor rol interne bedrijfsmechanismen daar in spelen. Deze resultaten leveren een zowel theoretische als empirische bijdrage aan onderzoek naar de rol die alliantievaardigheden spelen in het verklaren van consistente verschillen in alliantiesucces tussen bedrijven. De belangrijkste theoretische bijdrage is gerelateerd aan het feit dat de resultaten aantonen dat concurrentie heterogeniteit voorkomt uit het hebben van superieure active (ofwel resources) en vaardigheden welke zijn beschermd door zogenaamde ‘isolating mechanisms’. Bovendien geven onze resultaten aan dat, in lijn met eerdere bevindingen, de beschermende (ofwel ‘isolating’) mechanismen inherent zijn aan het gebruik van de interne bedrijfsmechanismen zelf. Superioriteit met betrekking tot het hebben en ontwikkelen van alliantievaardigheden is afhankelijk van of een bedrijf deze mechanismen gebruikt of niet. Ofwel, ontkenning of overmoedigheid om de mechanismen te gebruiken om vaardigheden te ontwikkelen leidt tot verminderd alliantie succes en suboptimalisatie van alliantievaardighedenontwikkeling. Dit impliceert overigens niet dat het hebben van zulke mechanismen volstaat; bewuste actie is nodig om de toegevoegde waarde van de interne bedrijfsmechanismen te realiseren om alliantievaardigheden te ontwikkelen. De belangrijkste empirische bijdrage komt voort uit de resultaten die op micro niveau aantonen op wat voor wijze succesvolle bedrijven alliantievaardigheden ontwikkelen. Enerzijds geven de analyses van de invloed van individuele interne bedrijfsmechanismen aan dat deze mechanismen een belangrijke rol spelen. Anderzijds tonen de factor analyses van de groepen mechanismen en de resulaten van de expert interviews aan dat succesvolle bedrijven een duidelijk pad volgen als het gaat om alliantievaardighedenontwikkeling. Hopelijk dragen deze resultaten bij aan enerzijds een duidelijker inzicht in hoe bedrijven alliantievaardigheden kunnen ontwikkelen en anderzijds een verhoogd alliantie succes voor veel bedrijven in de toekomst.